Toen ik klein was en mijn moeder voor haar werk veel moest reizen, heb ik heel vaak bij mijn opa en oma gelogeerd. Het was een heerlijke warme gezellige plek, zoals het hoort bij een opa en oma. Er waren kleden, prulletjes, staande klokken en de verwarming stond lekker hoog. Ik vond het altijd heerlijk om hier een paar dagen te blijven slapen.
De platenspeler
Een van de grote schatten in hun huis was voor mij de platenspeler. Ik vond het een fascinerend apparaat: die grote glanzende platen die er voorzichtig opgelegd werden en dan het kenmerkende gekraak van de naald. Opa had een aantal klassiekers van ‘de grote drie van het Nederlands cabaret’, waarvan ik vermoed dat wel meer opa’s hier platen van hadden: Wim Sonnevelt, Wim Kan en Toon Hermans. Af en toe mocht ik luisteren. Omdat ik er geen seconde van wilde missen, zat ik op mijn knieën voor de platenspeler. Ik luisterde gebiologeerd, als in een trance. Ik begreep lang niet alles van wat er gezongen en gezegd werd, maar ik genoot er altijd met volle teugen van.
Toon Hermans
De grote favoriet bij mijn grootouders en mijn moeder was Toon Hermans. Daar hadden we thuis zelfs boekjes van en daar las ik af en toe uit. En nu nog steeds. Waar ik zo enorm van geniet is hoe in een klein, lief gedichtje een enorme wijsheid verpakt zit. Toon Hermans kon als geen ander kleine dingen een podium geven. Wat had deze man een geweldige timing en een charisma, en een lieve beschaafde humor. De manier waarop hij altijd een positief levensgevoel weet op te roepen, raakt mij nog steeds. En alles wat nu nog steeds zo relevant is, kon hij prachtig verwoorden. Het is simpel en geniaal tegelijk. En wat heeft deze man ontzettend veel liedjes en gedichtjes gemaakt.
Artiest van de eeuw
In 1999, een jaar voordat hij overleed, is Toon Hermans uitgeroepen tot ‘Artiest van de eeuw’. Zijn allereerste onemanshow maakte hij in 1955 (hij was toen al bijna 40) en hij heeft er daarna nog zo’n 16 gemaakt. Toon noemde zichzelf het liefst een clown, of ‘muzeman’, een woord dat hij zelf bedacht had. En oh wee als je hem een kleinkunstenaar noemde. Want, zo schijnt Toon te hebben gezegd: ‘Ik ben een GROOT kunstenaar’. Cabaretier? Nee, dat ook liever niet. ‘De doorsnee cabaretist is te veel wijsneus en te weinig feestneus.’
En ik kan dat alleen maar beamen. Hij was een groot kunstenaar en een feestneus. Geliefd door jong en oud en tijdloos doordat zijn werk vooral over de (on)belangrijke, kleine grote dingen in het leven ging en niet over de actualiteiten van toen.
Ik pak zelf nog regelmatig zijn gedichtjes erbij en hoop mijn liefde voor Toon ook aan mijn kids door te kunnen geven.
Hieronder drie van mijn lievelingsgedichtjes van Toon en een video waarin hij een aantal gedichtjes voordraagt. Ik hoop dat jullie er net zo van genieten als ik.
Liefs, Babette
Geluk – Toon Hermans
Geluk is geen kathedraal,
misschien een klein kapelletje.
Geen kermis luid en kolossaal,
misschien een carrouselletje.
Geluk is geen zomer van smetteloos blauw,
maar nu en dan een zonnetje.
Geluk dat is geen zeppelin,
’t is hooguit ’n ballonnetje.
Goudrenètje – Toon Hermans
Ik vind zo’n goudrenètje ‘n juweeltje,
‘n blozen bolletje met kleurtjes op de wangen.
Ik kijk ook telkens weer aandachtig naar het steeltje
daar heeft zijn appelleven toch van afgehangen.
Klein – Toon Hermans
Het licht is zo gigantisch groot
hier boven ‘t weidse strand
dat ligt niet aan het licht, het ligt
aan mij hier in het zand
ik ben een druppel van de zee
van ‘t strand ben ik één korrel
en mijmerend denk ik bij mezelf
nou lust ik wel een borrel
Toon in actie: