Door: Thom Asvaer I Tja, is dat nou een onderwerp? Het hangt ervan af of je in taal – of wat daar alzo omheen hangt – geïnteresseerd bent. Sommigen onder ons zijn dat sterk, anderen minder. Er zijn er onder ons die zich bijvoorbeeld enorm ergeren aan het grote aantal Engelse woorden die in onze taal gebruikt woorden. Veelal ingeburgerd en door iedereen in gebruik, maar toch. Ontstaan en onder andere toegenomen naar mate meer en meer Engels de voertaal werd in industrie, wereldhandel en wereldwijd vlieg- en scheepvaart verkeer. Dat gaat van alom bekende woorden zoals lunch, dashboard en party tot nieuwkomers als fieldlab (evenement met coronatest) en game-switch (snelle verandering van onderwerp tijdens politiek debat) om er maar een paar te noemen. Bij enig nadenken komen er, vast ook bij u, steeds meer ‘bovendrijven’.
Maar heeft u wel eens gedacht aan de enorme invloed van het Frans op ons dagelijks taalgebruik? Door Koning Lodewijk Napoleon geïntroduceerd, eerst in de hogere kringen en later – al of niet om gewichtig of geleerd te doen – overgenomen door de lagere bevolkingsgroepen. En zich zodoende voor eeuwig in onze taal genesteld. Van chauffeur, envelop, trottoir, marechaussee en bijou tot valies en malaise toe. Los nog van een paar verbasteringen als “op de bonnefooi’ van “une bonne fois” (vrij vertaald: ‘op een goede gok’) en boeket van bouquet. Er zijn er zo onnoemelijk veel, het valt ons nauwelijks meer op, zo verweven zijn ze in ons dagelijks taalgebruik.
En dan zeggen sommige mensen nog wel eens (al of niet schalks of corrigerend) “gebruik toch je Moers-taal” !
Welke waarheid spreken deze mensen onbewust?
Trek uw conclusie maar aan het einde van deze column.
Prima als het zou gaan om Nederlandse woorden te gebruiken in plaats van Franse of Engelse: Chauffeur is bestuurder, trottoir is stoep en lunch is middagmaaltijd etc. Voor ons Nederlanders is dat allemaal nog best te doen maar (en dat gaat meer over onze taal op zich) weleens gedacht aan buitenlanders die bijvoorbeeld onze taal proberen te leren! Kiezen zij niet voor Frans of Engels als blijkt dat met name in het Nederlands veel onlogisch is of niet te beredeneren valt.
Leg het volgende maar eens aan zo iemand uit:
“Het meervoud van slot is sloten. Maar van pot geen poten. Men zegt altijd een vat en twee vaten. Geen kat en twee katen. Wie gisteren ging vliegen zegt: ik vloog. Maar na kindje wiegen geen woog. Sorry, woog is afkomstig van wegen. Maar voog is geen vervoeging van vegen. En van het woord zoeken zegt men ik zocht. Maar van vloeken niet: ik vlocht. Klopt, want vlocht is afkomstig van vlechten. Maar hocht is weer geen vervoeging van hechten. Bij roepen hoort riep, maar bij snoepen geen sniep. Bij lopen wel liep maar bij kopen geen kiep. Ook bij slopen hoort geen sliep want dat komt van het werkwoord slapen. Maar bij rapen hoort weer geen riep, dat komt weer van roepen. Van raden komt ried maar van baden geen bied. Dat komt weer van bood maar van wieden geen wood. Gaf hoort wel bij geven maar laf weer niet bij leven. Men zegt ook : wij drinken en hebben gedronken maar niet van wij hinken en hebben gehonken. Weten hoort echt bij ik wist maar vergeten weer niet bij vergist.”
U ziet de logica is ver te zoeken. Voor anderen geen touw aan vast te knopen. Maar niet voor ons Nederlanders, toch?
Welbeschouwd zouden we dus eigenlijk best blij kunnen zijn met onze “Moers-taal” !
Thom