Ja, met een dubbel vraagteken. Gezien de vele verschillen tussen jong en oud, blijken er toch ook wel overeenkomsten te bestaan. Vanwege welke oorzaak ook.
Enfin….. aan het einde van deze column mag u zelf oordelen of dit – voor wat betreft ‘de kop’ boven dit artikel – nog op waarheid berust. Hoe kwam ik nu zelf tot deze vraag? Als volgt.
Toen ik kortgeleden, op een der laatste zomerse ochtenden, langs een crèche (vroeger kleuterschool geheten) fietste werd ik aangenaam getroffen door een gemengde groep kleuters, zo’n vijftien stuks, die op hun speelplaats uit volle borst een voor mij totaal onverstaanbaar lied ‘ten gehore brachten’.
Ik stopte om te kijken of ik ook iets van de tekst zou kunnen oppikken. Helaas, wat ik kon ontcijferen was een moeilijk met elkaar in verband te brengen woordenstroom! Maar dat werd helemaal goedgemaakt door de enorme geestdrift van dit jeugdig spul die elkaar, hoe jong ook, al probeerde af te troeven waar het er om ging wie het hardst kon zingen.
Vooral bleek ook de inzet van de leidster (vroeger de juf) die trachtte met weidse gebaren enige harmonie in deze uit volle borst geproduceerde geluidshulde te brengen. Ondanks haar drang dit kleuterkoor van enige muzikale discipline te voorzien was het absoluut een genot om deze ‘aubade’ zo onverwacht te kunnen aanhoren.
Na enige ferme slotakkoorden en uithalen vond men het kennelijk wel mooi genoeg geweest en stormde met hetzelfde enthousiasme het gebouwtje weer in gevolgd door een toch duidelijk voldane leidster.
Het was ineens stil in de straat toen ik mijn weg vervolgde. Het was wel heel aandoenlijk dan wel apart geweest. Hoewel apart? Vroeger, herinnerde ik me, zongen wij toch ook als kleuters vaak op het schoolplein. Wat ik mij ook herinner was dat we het zingen zelf belangrijker vonden dan wat we zongen. In eens kwam nu ‘de kop’ van deze column bij me op.
Omdat ik nu bij deze kinderen ook niet kon ontcijferen wat ze zongen; realiseerde ik me dat het vroeger eigenlijk niet anders was! Wij zongen kromme teksten als: “Jan Huygen in de ton met een hoepeltje erom / iene, miene, mutte, tien pond grutte / Hansje knipperdolletje, die zat laatst aan de dijk / Vinger in de hoed wie er mee doet / Zakdoekje leggen, niemand zeggen, ‘k heb de hele nacht gewaakt / Bim, bam, beieren, de koster lust geen eieren. Wat lust hij dan? Spek in de pan, oh wat een lekkere koster dan / Hop Marjanneke, stroop in ’t kanneke, laat de poppetjes dansen / Zagen, zagen, wiedewiedewagen, Jan kwam thuis om een boterham te vragen / Kleine Anna zat in majesteit / Hier is de sleutel van de iebelebibelebontse berg / Danderomdeine kwam van Brugge, met zijn kastje op zijn rugge / Berend botje ging uit varen, met zijn bootje naar Zuidlaren, de weg was recht, de weg was krom, nooit kwam Berend botje weerom / Altijd is kortjakje ziek, midden in de week maar ‘s zondags niet / Ollekebolleke rubisolleke, ollekebolleke knol / Torentje, torentje, bussekruit, wat hangt er uit? Een gouden fluit, een gouden fluit met knopen, het torentje is gebroken.”
En dan kwam er na de aanhef nog een aantal regels/teksten waar je nu nog “geen chocola” van kunt maken. Laat staan wij vroeger als kleuters. Die behoefte was er blijkbaar (ook) toen al niet! Zingen uit volle borst, daar ging het om. Maar je werd toch al wel op jonge leeftijd met de meest onlogische/rare/woorden geconfronteerd. Misschien bedoeld om de fantasie bij de kleuter te prikkelen? Of dat gelukt is………? Feit is dat de kleuters van nu ook, naar mijn eigen waarneming, het zingen veel leuker vinden en liever doen dan een stel vreemde en onbegrijpelijke woorden te moeten leren of zingen. Dat bleek mij overduidelijk toen ik die kleuters op die Abcouse speelplaats in hun enthousiasme aanhoorde. Heerlijke ervaring!
Welbeschouwd: eigenlijk niks nieuws onder de zon of te wel; “Zoals de oudjes (vroeger) zongen, piepen (nu) ook de jongen”! Enfin u mocht zelf oordelen.
Thom.