Door: Bert Nap I Onlangs ben ik een visite gaan brengen aan een van mijn patiënten die verblijft op een gesloten psychogeriatrische afdeling (een afdeling voor ouderen met psychische aandoeningen). Mijn patiënte heeft een vorm van dementie. Op deze gesloten afdeling is het, zoals u zult begrijpen, niet de bedoeling dat de bewoners deze naar eigen keuze verlaten.
Gedoe met codes en deuren
Mijn herinneringen rondom gedoe met deuren en codes naar aanleiding van een eerder bezoek bleken te kloppen. Zoals het voor de bewoners niet mogelijk was om het gebouw te verlaten, was het ook voor een huisarts, meer specifiek mijzelf… eigenlijk waarschijnlijk vooral mijzelf, een grote puzzel om met de juiste codes door de juiste deuren mijn queeste te volbrengen. Mensen die mij kennen weten dat dit aan mij ligt. De slalom door de gangen om aan de anderhalvemeter-maatregel te kunnen voldoen gaf mij het gevoel dat ik in het bonuslevel van een computerspel was beland.
Een vriendelijke blik
Eenmaal op de juiste afdeling aangekomen liep ik zoekend heen en weer. Ik ving de vriendelijke blik op van een mevrouw die op een bankje bij het raam zat. Ze leek mij te herkennen. Ik twijfelde nog even of dit een patiënt van mij was, maar dat was niet het geval. De mevrouw sprak mij aan alsof ik haar dagelijks een bezoek bracht en we de draad van ons gesprek van gisteren zo weer konden oppakken. Ik reageerde met een vriendelijke lach en wenste haar een prettige middag.
Een arm om me heen
Toen ik een paar minuten later met iemand van de verzorging aan het overleggen was, kreeg ik ineens een arm om mij heen. De mevrouw van het bankje bij het raam kwam gezellig naast mij staan. Het was zo’n arm die je van je moeder krijgt wanneer je er samen op uit gaat. Omdat we zo dicht op elkaar stonden kreeg ik snel het gevoel dat ik een gele kaart zou verdienen voor het schenden van de coronaregels. Daarna maakten zowel de ontroering van het moment als ook het niet kunnen bedenken van een reactie die tot anderhalvemeter zou leiden, dat we maar gewoon zo zijn blijven staan.
Op de plek waar je het misschien het minst zou verwachten, voelde alles weer heel even, helemaal normaal.