Door: Bert nap I De vorige keer heb ik u verteld over mijn verhuizing naar een nieuwe praktijk. De afgelopen weken heb ik daar kunnen landen met behulp van een fijn team. Ik lijk gelukkig nog plooibaar genoeg om te wennen aan een nieuwe werkplek. Toch voelde ik mij behoorlijk onthand in een lege kamer. Mijn start ging gepaard met de gebruikelijke opstartproblemen op ICT-vlak. (Het is bijna niet uit te leggen hoe ingewikkeld het is om alle systemen zo in te regelen dat je als nieuwe arts uiteindelijk een recept of een verwijsbrief kunt maken.) En natuurlijk zijn ook de mensen die mijn spreekkamer bezoeken stuk voor stuk nieuw voor me. Waar ik in mijn vorige praktijk de mensen kende, en de mensen mij, begin ik nu opnieuw met het opbouwen van een vertrouwensband: een opdracht waar ik veel waarde aan hecht. Voor mij is dit de basis van een goede relatie tussen patiënt en arts.
Een aantal weken voordat ik zou starten op mijn nieuwe plek, kwam de huisarts van wie ik de praktijk overneem met een verzoek. Ze vroeg of ik langs kon komen omdat zij één specifieke patiënt graag met mij samen wilde zien voor de overdracht. Uiteraard was ik erg nieuwsgierig, want als er in een praktijk met 2200 patiënten, een patiënt in het bijzonder een gezamenlijke overdracht nodig heeft, dan zal daar wel een reden voor zijn.
Mijn voorganger vertelde me dat hij autisme heeft en door de jaren heen met veel hulp vanuit zijn ouders, instanties en van haar als huisarts, met pieken en dalen door het leven is gegaan. Omdat zij een vast en vertrouwd punt voor hem was, leek het haar daarom handig om een warme overdracht naar de nieuwe huisarts te doen. Zodat hij houvast had en wist waar hij aan toe zou zijn.
Hij kwam samen met zijn vader binnen en nam tegenover mij en mijn voorganger plaats. Zij leidde het gesprek rustig in waarbij ik dacht te merken dat hij het moeilijk vond dat zij zou vertrekken en dat wij aan elkaar moesten gaan wennen. Het viel mij gelijk op hoe ongelooflijk goed hij was in het benoemen van alle dingen die hij hier moeilijk aan vond, waardoor het voor ons makkelijker werd om deze onderwerpen met hem te bespreken. In de loop van het gesprek kwam ik erachter dat hij een zeer hoge intelligentie heeft en zijn talenten inzet bij de politie. Hij heeft een functie waarbij hem aan de hand van foto’s en ander materiaal wordt gevraagd om verbanden te leggen. Dat zijn vaak verbanden die de meesten van ons niet zo snel leggen en waar je uitzonderlijke skills voor nodig hebt. Een baan waar hij terecht erg trots op is en waar hij z’n ei in kwijt kan. Nadat ik mijn mondkapje even af had gedaan op zijn verzoek en hij mijn hele gezicht kon zien, zei hij dat hij dacht dat ik aardig was. Ik vond hem ook aardig. En moedig en getalenteerd.
Ik denk dat we het goed met elkaar zullen vinden.